Reflectie

Even handen tellen: wie hier is ook opgegroeid met een equivalent van het beroemde Engelstalige spreekwoord “if you can’t say something nice, don’t say anything at all” ? Niet wijzen, niet staren, geen kritiek leveren, geen paarden in de bek kijken, al die dingen meer. Het resultaat van zo’n opvoeding is natuurlijk dat je een innerlijke stem ontwikkelt die je woorden filtert voordat ze uit je mond komen. Wat niet erg is, want is het echt nodig om een ander mens te beledigen? Wat win je daar zelf mee?

Even terzijde, voor het uiten van kritiek hoef je trouwens niet eens je mond open te doen. Er zit vaak meer venijn in een blik of een klein wegwuif-gebaar met je hand, dan je in woorden kunt gieten. Het voordeel daarvan is dat het vrijwel onmogelijk wordt voor de andere partij om je erop te pakken, of om verhaal te halen bij een autoriteit: denk maar aan de tiffies tussen pubermeisjes, die vaak om niets anders dan een verkeerd gevallen blik gaan. Probeer dan maar eens wijs te worden uit de verwijten van de gekwetste partij, die vaak klinken als ‘ja maar zij keek me raar aan!’ of ‘zij willen me er niet bij hebben’. Geen doen, niet aan beginnen. Even voor de ouders en leerkrachten onder ons: dit begint vroeger dan je denkt. Jaren geleden, mijn dochters waren niet ouder dan vier en twee, had de oudste een complete meltdown op de achterbank. Reden? ‘Zij keek uit mijn raam!’

Recent heb ik een betere vorm gevonden, een intern stroomschema om te bepalen of we iets zeggen tegen de ander, of dat we het laten. Voortaan open ik alleen mijn mond om commentaar te leveren (en dit is ook de manier waarop ik het aan mijn kinderen leer) als mijn woorden (1) de ander kunnen helpen om iets te fixen aan hun uiterlijk en (2) dat fixen binnen luttele minuten gebeurd is. Dus NIET: hé wat ben je dik! Het is niet alsof de persoon in kwestie naar beneden zal kijken en dan in verbazing uitroept: ‘verdomd, je hebt gelijk! ik vond het al zo raar dat mijn kleren niet meer pasten!’ Geloof mij maar, dikke mensen leven de hele dag met het ongemak, de schaamte, de sociale uitsluiting en de vooroordelen die onverbiddelijk komen kijken bij een maatje meer. Ik kan het weten. Ik weet ook dat de meeste mensen die te zwaar zijn, die jas hard nodig hebben, omdat ze een pijn daaronder proberen te maskeren en hanteren. Zij dragen hun pijn aan de buitenkant, waar genoeg andere mensen die van binnen meedragen. Onzichtbaar, maar dezelfde pijn. Niet oordelen dus.

Het enige dat we zeggen is: er zit iets tussen je tanden, en staat een pluk haar omhoog, weet je dat je broekspijp door de modder sleurt? We leveren geen commentaar op aspecten die niet fixbaar zijn in minder dan drie minuten. Pro-tip: dit is ook de manier om positief commentaar aan te pakken. Iemand naroepen dat ze een lekkere kont heeft is misschien aanlokkelijk, maar kan écht niet meer. Maar ‘wat een tof jurkje!’ kan wél en heeft bovendien de prettige bijkomstigheid dat het niet uitmaakt wie het compliment maakt. Ik bedoel: als vrouw kan je dat tegen een andere vrouw zeggen, zonder seksuele avances te maken, als man kan je dat tegen een vrouw zeggen (mits je er niet kwijlt) eveneens zonder ongewenste intimiteiten te suggereren. Je geeft namelijk commentaar op iets waar de ander aandacht aan heeft besteed: de jurk, de schoenen, de manier waarop het haar zit, de keuze voor kleur make-up. De drager kiest ervoor om de wereld tegemoet te treden op een bepaalde manier, om het harnas aan te trekken waar hij/zij/x behoefte aan heeft om de dag door te komen. En dan mag je best zeggen: ‘wat heb je je vizier mooi opgepoetst. Ik zie mezelf erin.’ Want dat is de clue natuurlijk: wat je zegt, ben je zelf.