Never nooit nada

Iedereen heeft wel iets waarvan ze zeggen: dat ga ik nóóit doen! Niet zelden is het iets wat je ouders deden en waarvoor je je doodschaamde. Elkaar aangeschoten toedrinken in een vakantieoord: ‘wat hebben we het toch gezéllig samen!’ Of luidkeels klagen als je niet snel genoeg bediend wordt. Of altijd dezelfde flauwe grappen maken, tot de hele familie ze kan dromen en snel een rondje om gaat lopen als Oom Hendrik weer op de praatstoel zit.

Ik was ooit op bezoek bij vrienden die geen kinderen hadden. Er woonde een kat in dat huis. Ik wil niet zeggen: ze hadden een kat, want het is natuurlijk andersom. Een hond héb je, een kat heeft personeel. Tot mijn absolute gruwel hoorde ik het stel tegen elkaar zeggen: ‘heb je brokjes van papa gehad?’, en: ‘mama komt je zo kammen.’ Met een lichte smaak van braaksel achterin mijn keel nam ik me voor om nooit, maar dan ook NOOIT in de derde persoon over mezelf te praten tegen een huisdier en helemaal niet aan mezelf te refereren als ‘mama’. Dat leek me de absolute doodssteek voor je relatie én voor het behouden van enige vorm van seksueel genot.

Inmiddels woon ik samen met twee katten en twee kinderen en een wisselend bestand aan volwassenen. Er wordt regelmatig aan mij gerefereerd als ‘mama’. Gisteren betrapte ik mezelf erop dat ik tegen vier vragende groene kattenoogjes zei: ‘heeft papa jullie al een snoepje gegeven?’ Blijkbaar zijn alle dingen die je nooit nooit nooit ging doen een glijdende schaal. Ik draag ook al maanden dezelfde legging (wordt wel tussendoor gewassen hoor) en er zijn dagen dat ik überhaupt de deur niet uit ga. Zelfs eten, iets waar ik altijd van kon genieten ongeacht hoe slecht de omstandigheden waren (platzak, dakloos, weg kwijt), begint zijn glans te verliezen.

Het ligt natuurlijk niet aan ons. Het ligt aan de internationale pandemie en bijbehorende maatregelen. En dat gaat nog wel even duren, dus we moeten een manier verzinnen om ermee te leven. Ik heb ten eerste eindelijk een goed voornemen gevonden waar ik me wél aan kan houden: net zoveel koekjes bakken als ik, of de kinderen, zin in hebben. We eten er niet eens veel meer dan voorheen, want de andere kinderen in de straat ruiken de oven ook en staan met gretige blikken voor de deur.

Meer seks vind ik ook wel een goede, al neemt de aantrekkelijkheid wel af naarmate je dichter op elkaar zit. De hele dag met elkaar in huis zitten, betekent ook dat er weinig meer is om samen enthousiast over te worden. De eerste lockdown, vorig jaar, viel dat nog mee. Maar inmiddels snak ik wel naar een goed seksfeest, iets waar ik in het verleden nogal terughoudend over was. Zoals het er nu uitziet, is dat misschien wel het laatste wat terug gaat komen in onze maatschappij. Dus tot die tijd houd ik me voor dat er een verschil is tussen ‘papa’ zeggen tegen de huisdieren en ‘Daddy’ op een seksfeest, en dat we dat vooral in ere moeten houden.