Lieve vrede

Als ik nou iets níet gemist heb het afgelopen jaar, is het gezanik over partners. Die ein-de-lo-ze avonden met flessen wijn waarboven vriendinnen klagen dat hun mannen de was niet doen, de baby verkeerd om in de slaapzak ritsen, pas ver na de spits thuiskomen of de hele zondag voor de tv hangen om voetbal te kijken.

De primaire oorzaak van onvrede in relaties komt neer op partnerkeuze. Je hebt namelijk iets te kiezen, ook als je daar zelf niet van overtuigd bent. De ander kan ook altijd een keuze maken, waar je in de meeste gevallen geen, of slechts op onduidelijke wijze, invloed op hebt. Maar je moet uitkijken met verwachtingen, of erger nog, met ergens op hopen. Niet voor niks zat de hoop onderin de doos van Pandora: het ergste van alle kwaden ter wereld.

Ik heb mensen (lees: vrouwen) horen zeggen: ‘ach het maakt niet zoveel uit, als hij maar lief is.’ Dus het kan je niets schelen dat hij nauwelijks leest, terwijl jij lid bent van twee leesclubs en graag discussieert over de actualiteit? Waar trek je dan de grens: het is oké dat hij liever tv kijkt, maar accepteer je ook spelfouten in appjes? Of stel je bent aan het trainen om een marathon te lopen en hebt het hele lockdown-jaar gebruikt om fitter dan ooit te worden. Wil je dan een partner die op de bank ligt en chips eet?

Je moet ook weten wat je zelf wilt, en wie je zelf bent, om te weten waar je naar op zoek bent. Wie je zelf bent, verandert. Je bent op je twintigste niet dezelfde als op je tiende, en op je vijftigste niet meer dezelfde als op je twintigste – alle verheerlijking van de jeugd in loze kreten zoals ‘veertig jaren jong! wie houdt deze oudere jongere bij?’ ten spijt. Neem de tijd, bezin je een weekend op wie je (nu!) bent en waar je in jouw leven het meeste behoefte aan hebt. Kom, we nemen aan dat het gelukt is. Je hebt contact met iemand en het klikt!

Spreek verwachtingen uit, vanaf het begin. Daarvoor moet je bij jezelf nagaan wat je verwachtingen zijn. Ja, dat móet, dit is geen vrijblijvend advies. Je moet weten wat jouw patronen zijn en je moet dus tijd investeren om te achterhalen waar die patronen vandaan komen. Zijn jouw ouders al vijftig jaar gelukkig bij elkaar, of zijn ze op je derde jaar woedend en briesend met tussenkomst van advocaten en een jeugdrechter gescheiden? Je wordt gevormd door de systemen waarin je opgroeid, die vormen de bouwstenen voor de patronen die je later zelf gaat herhalen.

Dan die vermaledijde hoop. Hopen doe je op de wc. Een goede hoop is privé: leg je er bij voorbaat bij neer dat ze niet vervuld wordt. (Ik hoop nog steeds dat ik ooit een huis op een rotsig eiland ver in de Atlantische oceaan kan kopen en daar de rest van mijn leven naar de einder kan staren, schapen kan houden en boeken kan lezen. Maar tenzij ik daar zelf iets aan ga doen, is de kans die iemand anders die hoop spontaan vervuld vrij klein.)

Als je niet kunt leven zonder iets dat je als ‘hoop’ beschouwt, dan is het géén hoop maar een vurige wens of een verwachting. Wensen en verwachtingen kunnen landmijnen in je relatie worden. ‘Ja maar jij zóu toch altijd de kliko buiten zetten / op tijd thuis zijn / de helft van alle rekeningen betalen?!’ Voordat je zoiets wanhopig uitroept, heb je ergens een afslag gemist in de communicatie.

Nu we het toch hebben over kliko’s buiten zetten … Ik klaag ook over mijn partner, soms, en ging er altijd vanuit dat hij dat ook deed, over mij, tegen zíjn vrienden. Blijkbaar (ik vroeg het laatst) valt dat reuze mee. Dus nu heb ik weer een reden om met een vriendin een fles wijn open te trekken – en te vertellen hoe trots ik op mijn partner(s) ben.