Koekjes

Ik trap er steeds weer in! Weet je wat ik deze week heb gedaan? Dertig papieren zakjes, voorbedrukt met kerstversiering, en vijftien meter lint gekocht om alle buren te kunnen trakteren op zelfgebakken kerstkoekjes. Ten eerste: zitten de buren daar op te wachten, zeker in covid-tijd? Ten tweede: heb ik daar wel zin in, drie dagen koekjes bakken en versieren, drie dagen die ik aan andere dingen zou kunnen besteden? Ten derde: waarom moet dat?

Het is niet genoeg dat we er zijn. Wij vrouwen moeten eruit zien als een gedomesticeerde versie van de godin Durga, die met acht armen wapens vasthoudt en op een tijger rijdt. Ik kan makkelijk acht armen vullen met: kinderen verzorgen, huishouden, schooltaken, betalend werk, vrijwilligerswerk, zorg voor ouders, sociale relaties en liefdesrelaties.

Vaders doen ook al die dingen, hoor ik een tegenargument van achteruit de zaal. Bovendien werken ze meer en verdienen ze meer. Dat is een cirkelredenering. Want als we er vanuit gaan dat de vrouwen meer zorgen en zolang ik dingen hoor als ‘een kind voelt zich het veiligst bij zijn moeder’, dan is het nogal wiedes dat de man meer kan werken. Hij verliest daarmee ook iets, hij wordt buitengesloten uit zijn eigen gezin.

Mijn schoonvader zei dat de ‘moeder de kern van het gezin is’, waarop ik in homerisch gebulder uitbarstte. Het is onzin. Schadelijke onzin, die van generatie op generatie wordt doorgegeven. Ja, meisjes zijn biologisch gezien verzorgender en jongens zijn biologisch gezien strijdbaarder. Maar dat zijn gemiddelden, opgebouwd uit hele grote groepen van ver uiteenliggende resultaten. Het bevestigen van die gemiddelden door sekse-begrenzende kledingkeuzes (roze en blauw), speelgoed (Lego en Barbie), bijnamen voor kinderen (vriend, jongen, meneer tegenover meisje, schatje, liefje) maakt de verhoudingen tussen vrouw en man, mens en mens, alleen maar problematischer.

Het ergste is dat kritiek vooral van andere vrouwen komt. Ook dat is ingebakken, ik merk het bij mezelf ook. Als ik word voorgesteld aan een man, in welke context dan ook, let ik er vooral op of hij a) niet stinkt b) een goed gesprek kan voeren. Dat hij een neus als een bloemkool heeft of een rare geruite trui aan, zal me worst wezen. Kleine disclaimer: ik ben niet meer in de markt voor een vader van mijn kinderen, dat stadium is voorbij. Dat maakt waarschijnlijk dat ik minder kritisch kijk naar het andere geslacht.

Als ik een vrouw spreek, of het nu een moeder van school, een nieuwe collega of een tandarts is, kijk ik of haar haar (naar mijn maatschaven) goed zit. Ik erken dat die gedachten langskomen, groet ze met ‘dag vooroordeel, ga maar weg’ en heb daarna een gesprek met iemand. Maar echt wéggaan doen die vooroordelen nooit.

Zo ook met de vooroordelen over mezelf. Ik heb de acht armen allang een eigen gezicht gegeven. Ik moet eruit zien als Angelina Jolie. Ik moet schrijven als Charlotte Brontë. Ik moet moederen als Ma Ingalls. Ik moet zorgen voor mijn sociale cirkel zoals de immer met make-up geplamuurde overbuurvrouw Welmoed uit mijn jeugd, die iedere jaarwisseling perfect handgemaakte cadeautjes bij de hele straat afleverde.

Het moet van mezelf, ik moet aan die ideaalbeelden voldoen. Alleen hier is de clue: ik leg het niet mezelf op. Ik heb al die beelden geïnternaliseerd vanuit onze cultuur, films, oordelen van anderen, boeken, tijdschriften, social media en ga zo maar door.

Er is maar één ding dat gaat helpen: bewust worden en bewust maken. Zeg er iets van als iemand met een sekse-vooroordeel zwaait alsof het niks is. Ook als je dat het tegen jezelf doet. Je bent meer dan een cultuurbeeld. Het is genoeg dat je er bént.